De dunne afdalende ledemaat van Henle reist van de PT en vormt een haarspeldlus om de dunne opgaande ledemaat en de dikke opgaande ledemaat te worden alvorens te eindigen in de distale ingewikkelde tubulus. De dunne ledematen (afdalend en oplopend) zijn bekleed met eenvoudig plaveiselepitheel. De dunne afdalende lus is zeer doorlaatbaar voor water (dat gemakkelijk wordt overgebracht naar het interstitium) en minder doorlaatbaar voor opgeloste stoffen. Aan de andere kant, de dunne opgaande ledemaat is zeer doorlaatbaar voor natrium, maar ondoordringbaar voor water., Tijdens dit deel van de reis, het ultrafiltraat verliest water aan het interstitium als het reist door de dunne dalende ledemaat, en de resterende urine wordt hyperosmotisch. Terwijl de urine de opgaande ledemaat oprijst, verspreidt natrium passief uit het buisvormige lumen in het interstitium. Hierdoor ontstaat een hyperosmotisch (“zout”) medullair interstitium. De dikke opgaande ledemaat bestaat uit eenvoudig cuboïdaal epitheel. Dit gedeelte van de tubulus kan worden onderscheiden van de PT door het ontbreken van een borstelrand., Op dit punt heeft het ultrafiltraat genoeg opgeloste stoffen verloren om hypoosmotisch te worden als het de dikke opstijgende ledemaat bereikt.
Leave a Reply